woensdag 19 februari 2014

Achtergrond: God van de Slachting als herkenbare komedie




God van de Slachting
begint als twee echtparen elkaar opzoeken omdat het elfjarige zoontje van de één het elfjarige zoontje van de ander de tanden uit de mond heeft geslagen. De bedoeling is een fatsoenlijk gesprek over de treurige gang van zaken. Waarom heeft dat “ettertje – oh pardon” die stok gepakt en zou hij geen berouw moeten tonen? Als gaandeweg de zinnen steeds meer satéprikkers beginnen te lijken, vallen één voor één de keurige maskers af.

De cast van topacteurs maakt van God van de Slachting een theaterfeestje, waarin de menselijke kleinzieligheid in al haar herkenbaarheid wordt blootgelegd. Of, zoals actrice Anneke Blok het zegt: ‘Je moet nooit over elkaars kinderen praten. Dat ligt nu eenmaal heel gevoelig.’

Hoewel de titel anders doet vermoeden, is er niets bloederigs aan dit stuk. Of het moeten de bloeddorstige zinnen zijn, die zo gênant raak en grappig tegelijk zijn. ‘Dat je het ene moment van je stoel glijdt van het lachen en het volgende moment denkt: mag ik weg alsjeblieft?’, aldus Huub Stapel. Hij kan het weten, want hij koos na een zorgvuldige voorbereiding samen met regisseur Gijs de Lange de theatertekst van Yasmina Reza.

God van de Slachting won diverse prijzen waaronder een Tony Award. Ook werd het als Carnage verfilmd door Roman Polanski met onder andere Jodie Foster en Kate Winslet in de hoofdrollen. Huub Stapel koos Johanna ter Steege en Anneke Blok voor de vrouwenrollen, zij kozen op hun beurt Paul R. Kooij, de acteur met wie ze ooit op de toneelschool zaten. Zo ontstond een hecht ensemble dat wel raad weet met dit verhaal.

Het kan iedereen overkomen: een gesprek dat begint bij de ruzie tussen de kinderen, doorgaat over de verse tulpen en dan naar een anekdote over de verdwenen hamster leidt. Een gesprek met kleine schokjes; aan de oppervlakte niets dan lievigheid, eronder de spanning die alsmaar blijft stijgen. Zoals dat karretje aan het begin van de achtbaan dat steeds tergend langzaam een tandje hoger gaat. 

‘Ik herken die traag opvlammende woede, met de uiteindelijke behoefte om je laten gaan,’ zegt Paul R. Kooij, die de vader van het slachtoffer speelt. ‘Ik reis nogal veel en ik wacht dus nogal vaak, op treinen, in rijen, op stations. En dan is er altijd een man die vlak voor me de trein in springt, die zijn koffer precies op de plek gooit waar ik net wilde gaan zitten. Een man die twee keer doet alsof hij me niet hoort en pas de derde keer zuchtend zijn koffer weghaalt.’ Wie kent het gevoel niet? Stelt ook Anneke Blok, die de moeder van de dader speelt. ‘Het gaat over het recht van de sterkste. Over willen winnen.’ Huub Stapel: ‘Ik speel een man die vergroeid is met zijn telefoon. Zelfs als het betekent dat hij irritant door het gesprek heen moet bellen. Pak hem zijn telefoon af en hij verliest zijn identiteit. Voor veel mensen een zeer herkenbaar type.’

Die herkenbaarheid is de grote kracht van dit stuk. Johanna ter Steege:  ‘Het raakt iets wezenlijks: als het ego van mensen wordt aangetast, veranderen de regels. Dat is menselijk en dat geldt zowel bij grote als bij kleine dingen. Kijk maar naar het voetbalveld of mensen die naar elkaar gillen in het verkeer. Zíj willen bepalen wat er gebeurt en vooral ook dat iedereen naar ze luistert. Wat blijkt op het toneel? Hoe grover we zijn, hoe harder het publiek lacht. Dan komen ze na afloop op ons af – we gaan altijd na afloop naar de foyer om een praatje te maken – en dan zeggen ze: “Het was geweldig.” Om er ernstig aan toe te voegen: “Zo gebeurt het dus wel, hè.”’

Kortom, een stuk waar de topcast vol overgave van plan is met die kar van de achtbaan omlaag te duiken - het publiek vliegt er met wapperende haren achteraan. Een stuk dat een lach opwekt die misschien niet meteen door de zaal jaagt, maar die langzaam komt en dan groeit. Komedie waar zoals dat hoort een tragedie aan ten grondslag ligt. 

En ondanks alles vindt Paul R. Kooij het ook een hoopvol stuk: ‘“Hoezo hoopvol?” vroeg iemand laatst een tikje verbijsterd. En ik zei: “Aan het einde zitten ze toch mooi met de armen om elkaar heen op de bank. Je mag best eens aan de wortels van een relatie schudden. Een goed huwelijk waar nooit ruzie is, dat is óf saai, óf gelogen.”’

door Jowi Schmitz

God van de Slachting
vr 28 februari 2014
meer info en tickets


Geen opmerkingen:

Een reactie posten